Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies voor het optimaliseren van de gebruikservaring.

  • functionele cookies

    Functionele cookies zijn noodzakelijk om de goede werking van deze website te garanderen. 

  • analytische cookies

    Cookies van Google Analytics en Hotjar worden door deze website gebruikt voor het anoniem analyseren van het gebruik van de website. 

  • tracking

    Deze website maakt optioneel gebruik van de zogenaamde Facebookpixel (tracking cookie) om advertenties te plaatsen die voor jou interessant kunnen zijn. Meer informatie over de privacy-aspecten hiervan is te vinden op Facebook

Ga naar content
Gezondheidszorg

Zorg aan het front

Drie zorgverleners aan het front van drie oorlogen over de grens. Aan de hand van foto’s, dagboeken en vertellingen kijken we mee met Nederlandse artsen en een verpleegkundige. Ondanks het gevaar en gebrek aan middelen wisten Adrie Schipper, Arius van Tienhoven en Adrianus Borstlap zorg te verlenen aan de slachtoffers van de oorlog.

Sla informatie over
i

Adrie Schipper: verpleegster in drie oorlogen

Adrie Schipper werd in 1899 één van de eerste wijkverpleegkundigen van Nederland. Maar ze zou later bekend worden om haar pionierswerk in tijden van oorlog. Adrie heeft in wel drie oorlogen zorg aan het front verleend: de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), de Eerste Balkanoorlog (1912-1913) en de Eerste Wereldoorlog (1914-1918).

Oorlog brak uit in Zuid-Afrika
Tijdens haar opleiding aan het Gemeenteziekenhuis in Rotterdam, aan het einde van de 19e eeuw, volgde ze tevens een opleiding bij het Rode Kruis voor zorg aan in oorlogstijd. In 1899 brak de Tweede Boerenoorlog uit in Zuid-Afrika. Het Nederlandse Rode Kruis stuurde mensen naar Zuid-Afrika om hulp te verlenen aan gewonde soldaten. Haar oom spoorde haar aan om mee te gaan met de ‘Ambulance’, in die tijd de aanduiding voor veldhospitaal.

Met het Nederlandse Rode Kruis naar het front
Op 28 oktober 1899 vertrok ze met een aantal verpleegsters en artsen met de boot richting Zuid-Afrika. Ondanks de stromende regen stonden duizenden mensen op de kade hen uit te zwaaien. Naar oorlogsgebied afreizen om hulp te verlenen werd gezien als een grote eer. Het was niet alleen zwaar werk, maar ook gevaarlijk. Soldaten raakten ernstig gewond aan het front, maar de oorlog eiste ook veel onschuldige levens, waaronder kinderen. 

Verschrikkingen lieten haar nooit los
Terug in Nederland werd Adrie (adjunct-) directeur bij onder ander het Stads- en Academisch Ziekenhuis in Utrecht, het Witte Kruis en de Amsterdamse Wijkverpleging. Zij zette zich hierbij in voor een moderne verpleging, waarbij vaardigheden gepaard gingen met kennis. Aan het Algemeen Handelsblad vertelde Adrie later de oorlog “van zóó nabij leerde kennen, dat de onbeschrijfelijk wreede en hartroerende tooneelen haar, zoo vaak zij ervan vertelt, weer scherp voor den geest komen.” Ze werd bekend als held, maar de verschrikkingen van de oorlog lieten haar nooit helemaal los.

Sla informatie over
i

Arius van Tienhoven: arts en fotograaf in Servië

Arius van Tienhoven werkte begin 20e eeuw als arts voor het Nederlandse Rode Kruis. Vlak na afronding van zijn studie brak er in 1912 oorlog uit in Servië. Hij vertrok naar het gebied om te helpen in een militair hospitaal. Wat hem bijzonder maakte is dat hij zijn werk heeft vastgelegd met reisverslagen, waarvoor hij zelf foto’s maakte. Zijn uitgebreide collectie toont een indrukwekkend beeld van het oorlogsgebied, patiënten en zijn collega’s in het ziekenhuis.

Oorlog in Servië
Het hospitaal was eenvoudig opgezet en er waren weinig instrumenten om mee te werken. Met twee pincetten, twee mesjes en een scheermes moest Arius zijn patiënten helpen. Het Rode Kruis kwam pas later naar het gebied om steun te bieden. Eenmaal daar zetten zij een ziekenhuis op in een schoolgebouw in Belgrado. Arius werd leider van het ziekenhuis en verbleef ook tijdens de Eerste Wereldoorlog in Servië.

Foto’s als bewijs van misdaad

Van Tienhoven hield tijdens deze periode een dagboek bij en hij maakte veel foto’s. Enkele verhalen van zijn hand kwamen in De Telegraaf en de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In 1916 reisde hij voor het Rode Kruis naar Albanië. Hier schreef hij voor Algemeen Handelsblad. In de fotoboeken staan foto’s van de omgeving in Servië, de lokale bevolking en van het ziekenhuis. Maar ook van verwondingen, ziekten en lijken. In 1914 werkte Van Tienhoven voor een commissie die Oostenrijkse oorlogsmisdaden onderzoekt in het westen van Servië. Honderden burgers waren daar verkracht, verminkt en vermoord. De foto’s Van Tienhoven vormden belangrijk bewijs dat deze oorlogsmisdaden hebben plaatsgevonden. 

Zijn grote liefde reisde met hem mee
Op zijn foto’s zie je vaak Jacoba de Groote staan. Zij was vanaf 1912 zijn vaste assistent bij operaties. Het bleek liefde. In 1916 trouwden ze. Samen kregen ze 4 kinderen. Het gezin leefde vervolgens vele jaren in Venezuela en Amerika. Na de Tweede Wereldoorlog keerde de familie terug naar Nederland. Arius en Jacoba stierven allebei in 1965.

Sla informatie over
i

Adrianus Borstlap: arts in Nederlands-Indië

Na het behalen van zijn artsendiploma werd Adrianus Borstlap in 1937 Officier van Gezondheid bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Hij vertrok naar Nederlands-Indië, dat destijds een kolonie van Nederland was. Kort na de bezetting van Japan kwam Adrianus in 1942 een kamp terecht op het eiland Celebes, het huidige Sulawesi. De Japanse kampen dienden om de inwoners met een Nederlandse achtergrond uit hun macht te zetten. 

Gebrek aan medische spullen in het Japanse kamp
Na een Japanse aanval op Manado in 1942 vluchtten Adrianus, zijn zwangere vrouw en twee kinderen per boot naar Celebes. Al snel bleken ze hier ook niet veilig te zijn. Een paar dagen na de Japanse bezetting gaf Adrianus zich over en werd hij geïnterneerd in het kamp. Vanuit het kamp zette Adrianus zijn werk als arts voort, voor zover dit mogelijk was. Belangrijke middelen, zoals aspirine, jodiumtinctuur en verbandspullen moesten het kamp in gesmokkeld worden. In zijn dagboek legde hij zijn ervaringen vast. 

Jarenlang gescheiden van vrouw en kinderen
In de jaren tot de bevrijding in 1945 zag Adrianus zijn vrouw en kinderen niet. Zijn lot werd op de proef gesteld door meerdere overplaatsingen naar andere kampen en hij werd zelf ziek door difterie. Op 17 augustus 1945 hoorden de gevangenen van het kamp dat de oorlog over is. Hij moest nog tot 13 september 1945 wachten tot hij officieel in vrijheid werd gesteld en met zijn gezin werd herenigd.