Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies voor het optimaliseren van de gebruikservaring.

  • functionele cookies

    Functionele cookies zijn noodzakelijk om de goede werking van deze website te garanderen. 

  • analytische cookies

    Cookies van Google Analytics en Hotjar worden door deze website gebruikt voor het anoniem analyseren van het gebruik van de website. 

  • tracking

    Deze website maakt optioneel gebruik van de zogenaamde Facebookpixel (tracking cookie) om advertenties te plaatsen die voor jou interessant kunnen zijn. Meer informatie over de privacy-aspecten hiervan is te vinden op Facebook

Ga naar content
Nepnieuws

Valse geruchten over begrafenis brengen volk in opstand

In 1696 kondigde het bestuur van Amsterdam nieuwe regels aan voor begrafenissen. De belastingen gingen omhoog om de oorlog tegen Frankrijk te kunnen betalen. Dit had grote gevolgen voor het werk van de aanspreker; iemand die we nu ‘begrafenisondernemer’ noemen. De aansprekers waren woedend over de nieuwe regels. Ze verspreidden valse geruchten om het volk in opstand te krijgen tegen het bestuur. Een ware volksopstand met plunderingen was het gevolg.

Nieuwe regels voor een uitvaart
Volgens de nieuwe regels mocht er op een begrafenis geen wijn meer gedronken worden. Wie het toch deed kreeg een boete van wel 600 gulden. Een enorm bedrag in die tijd! De aansprekers moesten zich ook aan bepaalde kledingvoorschriften houden en er kwam een vast tarief voor een begrafenis. De aanspreker kon niet langer zelf de prijs bepalen. 

Maar de meeste boosheid kwam doordat er een einde aan het vrije beroep kwam. Dit hield in dat men zich niet meer vrij kon vestigen als aanspreker. Het beroep werd een stedelijk ambt, waarvoor je aangesteld moest worden. Dit gaf de bestuurders kans om het werk binnen hun eigen kring te verdelen.

Valse geruchten om te stoken
Omdat ze hun werk niet wilden verliezen verspreidden de aansprekers valse geruchten over de nieuwe regels. Ze verzonnen verhalen met als doel om angst en woede te zaaien bij het volk. Zo maakten ze de armen wijs dat ze geen fatsoenlijke begrafenis meer konden krijgen. Ze zouden zonder afscheidsdienst in een onbeschilderde kist direct naar het kerkhof gebracht worden. Dit was helemaal niet waar, want de uitvaart voor de armen was kosteloos.

Geweld tegen bestuurders en plunderingen: een ware volksopstand
Op 31 januari 1696, de dag waarop de nieuwe aansprekers hun ambt aanvaardden, was er een grote demonstratie op de Dam. Dit liep al snel uit de hand. De boze menigte trok naar het huis van Jacob Boreel, burgemeester van Amsterdam, aan de Herengracht 507. Dit werd volledig geplunderd. Spiegels, porselein en schilderijen werden vernield, zelfs het behang werd van de muren getrokken. De burgemeester zelf kon ternauwernood ontsnappen. De plunderingen verplaatsten zich daarna naar verschillende huizen van regenten en rijke burgers. 

De opstand trok twee dagen door Amsterdam, totdat de stadssoldaten het onder controle hadden. Het zogenoemde Aansprekersoproer was één van een reeks opstanden uit deze periode tegen de verhoging van de belastingen. Het geld was nodig, omdat de oorlog tegen Frankrijk de handel en welvaart deed afnemen. De schrik zat er echter goed in bij de bestuurders en de nieuwe regels voor het begraven werden niet doorgevoerd.